Basisonderwijs
In het basisonderwijs wordt onderscheid gemaakt tussen wereldoriëntatie en taal en rekenen. Wereldoriëntatie bestaat uit aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek. De volgende onderwerpen moeten aan bod komen in lesmateriaal over zwerfvuil in zee om een goede koppeling te maken met de eindtoets wereldoriëntatie:
Aardrijkskunde: Kennis van kaartlezen en het herkennen van elementen op kaarten.
Biologie: Voedselkringloop
Biologie: Voorspellen en verklaren van gedrag tussen dieren en hun leefomgeving
Natuur en Techniek: Eigenschappen van materialen
Vaardigheden: Meetgegevens verzamelen en conclusies hieruit trekken
Daarnaast kan het thema ook onder taal (lezen, schrijven, grammatica en woordenschat) en rekenen (getallen, verhoudingen, meten en meetkunde, verbanden leggen) worden behandeld.
Deze informatie is afkomstig van de website www.examenblad.nl van de Commissie voor Eindexamens (CvE) en www.TULE.nl van Stichting Leerplanontwikkeling (SLO).
Basisonderwijs
Kerndoelen en vakken worden getoetst. Voor deze toetsing worden richtlijnen gegeven welke zeer nauwkeurig worden gevolgd door de toetsende instanties. Daarom worden de termen door educatieve uitgeverijen bijna letterlijk overgenomen in de lesmaterialen.
In de toetswijzer wereldoriëntatie voor het basisonderwijs wordt geredeneerd vanuit de vakken aardrijkskunde en natuur en techniek (waaronder biologie, techniek en vaardigheden). Hierbij vindt een interpretatie van de kerndoelen plaats naar deze vakken. Milieu in kerndoel 39 wordt bijvoorbeeld geplaatst onder aardrijkskunde en geïnterpreteerd als Landschap.
In het basisonderwijs gaat het om de doelen en termen; met zorg om gaan met het milieu (39), voedselkringloop (40), kennis van planten en dieren (41), productontwerp (44), techniek (45), kaartlezen (50). De toetswijzer wereldoriëntatie basisonderwijs (van der Schee, 2010)) geeft richtlijnen voor toetsing van kennis. Vooraf geeft de commissie aan dat veel aspecten moeilijk te toetsen zijn maar daarom niet minder belangrijk. Door de verplichting van de CITO toets komen deze niet getoetste aspecten toch minder goed uit de verf. In de toetswijzer wordt nadruk gelegd op meetbare onderwerpen; aardrijkskunde, biologie in relatie tot de mens en techniek.
Als aangrijpingspunten voor inbedding van zwerfvuil in het mariene milieu komen naar voren:
Kennis van kaartlezen en het herkennen van elementen op kaarten.
Voedselkringloop
Eigenschappen van materialen
Meetgegevens verzamelen en conclusies hieruit trekken
Voorspellen en verklaren van gedrag tussen dieren en hun leefomgeving
Dit wordt gebaseerd op de volgende informatie:
Kerndoel 39: De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
Kerndoel 40: De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
Kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
Kerndoel 44: De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.
Kerndoel 45: De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.
Kerndoel 50: De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
De toetswijzer wereldoriëntatie (van der Schee, 2010) maakt geen onderscheid in leergebieden maar in vakken; aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek waaronder biologie en techniek. De nadruk wordt sterk gelegd op aardrijkskundige vaardigheden. Biologie richt zich sterk op biologische begripsvorming en minder op natuur.
Aardrijkskunde (kerndoelen 39, 43, 46, 48, 49 en 50)
De verdeling van werelddelen, oceanen en zeeën op aarde;
De invloed van landbouw, industrie en dienstverlening op natuur en milieu in Nederland en de wereld;
De belangrijkste namen op de kaart van: Nederland; (de rest) van Europa; (de rest) van de wereld.
Verschijnselen benoemen en herkennen aan de hand van foto’s, kaarten en andere informatiebronnen;
De ruimtelijke spreiding van verschijnselen weergeven aan de hand van foto’s, kaarten en andere informatiebronnen;
Verschijnselen op een kaart lokaliseren en symbolen duiden met behulp van windrichting, schaalstok, gridpatroon (met bijbehorend register) en legenda (kaartlezen)
Spreidingspatronen op een kaart onderscheiden, analyseren en interpreteren bij het beantwoorden van een geografische vraag (kaartanalyse en kaartinterpretatie).
Een verschijnsel, proces of conflict in een gebied vanuit verschillende betrokken partijen kunnen beschouwen en hun belangen kunnen aangeven;
Uit verschillende kaarten een kaart kiezen die de gewenste informatie levert gezien het gestelde doel (kaartselectie).
Natuur en techniek; Biologie; Gedrag en Interactie (kerndoel 40,41)
Relatie tussen gedrag van organismen en interactie met biotische en abiotische factoren in hun leefomgeving;
Natuur en Techniek; Techniek (kerndoel 44, 45)
Eigenschappen van materiaal kunnen beschrijven:
Vaardigheden
Waarnemen en beschrijven:
Een probleem of behoefte herkennen en een oplossing ervoor beschrijven;
Aan de hand van meetgegevens uit onderzoekjes aan organismen, het weer, natuurkundige verschijnselen en voorwerpen resultaten beschrijven.
Verklaren en voorspellen:
Voorspellen en verklaren van gedrag en interactie tussen planten en dieren onderling en tussen planten en dieren en hun leefomgeving;
Op basis van verkenningen aan organismen, het weer, natuurkundige verschijnselen en technische objecten verklaringen geven en voorspellingen doen met behulp van natuurwetenschappelijke redeneringen (bijv. oorzaak-gevolg, actie-reactie);
Reflecteren:
Een gekozen oplossing voor een probleem of behoefte analyseren en beoordelen;
Informatie uit waarnemingen, bronnen of eenvoudige experimenten analyseren en beoordelen
In het basisonderwijs wordt onderscheid gemaakt tussen wereldoriëntatie en taal en rekenen. Wereldoriëntatie bestaat uit aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek. De volgende onderwerpen moeten aan bod komen in lesmateriaal over zwerfvuil in zee om een goede koppeling te maken met de eindtoets wereldoriëntatie:
Aardrijkskunde: Kennis van kaartlezen en het herkennen van elementen op kaarten.
Biologie: Voedselkringloop
Biologie: Voorspellen en verklaren van gedrag tussen dieren en hun leefomgeving
Natuur en Techniek: Eigenschappen van materialen
Vaardigheden: Meetgegevens verzamelen en conclusies hieruit trekken
Daarnaast kan het thema ook onder taal (lezen, schrijven, grammatica en woordenschat) en rekenen (getallen, verhoudingen, meten en meetkunde, verbanden leggen) worden behandeld.
Deze informatie is afkomstig van de website www.examenblad.nl van de Commissie voor Eindexamens (CvE) en www.TULE.nl van Stichting Leerplanontwikkeling (SLO).
Basisonderwijs
Kerndoelen en vakken worden getoetst. Voor deze toetsing worden richtlijnen gegeven welke zeer nauwkeurig worden gevolgd door de toetsende instanties. Daarom worden de termen door educatieve uitgeverijen bijna letterlijk overgenomen in de lesmaterialen.
In de toetswijzer wereldoriëntatie voor het basisonderwijs wordt geredeneerd vanuit de vakken aardrijkskunde en natuur en techniek (waaronder biologie, techniek en vaardigheden). Hierbij vindt een interpretatie van de kerndoelen plaats naar deze vakken. Milieu in kerndoel 39 wordt bijvoorbeeld geplaatst onder aardrijkskunde en geïnterpreteerd als Landschap.
In het basisonderwijs gaat het om de doelen en termen; met zorg om gaan met het milieu (39), voedselkringloop (40), kennis van planten en dieren (41), productontwerp (44), techniek (45), kaartlezen (50). De toetswijzer wereldoriëntatie basisonderwijs (van der Schee, 2010)) geeft richtlijnen voor toetsing van kennis. Vooraf geeft de commissie aan dat veel aspecten moeilijk te toetsen zijn maar daarom niet minder belangrijk. Door de verplichting van de CITO toets komen deze niet getoetste aspecten toch minder goed uit de verf. In de toetswijzer wordt nadruk gelegd op meetbare onderwerpen; aardrijkskunde, biologie in relatie tot de mens en techniek.
Als aangrijpingspunten voor inbedding van zwerfvuil in het mariene milieu komen naar voren:
Kennis van kaartlezen en het herkennen van elementen op kaarten.
Voedselkringloop
Eigenschappen van materialen
Meetgegevens verzamelen en conclusies hieruit trekken
Voorspellen en verklaren van gedrag tussen dieren en hun leefomgeving
Dit wordt gebaseerd op de volgende informatie:
Kerndoel 39: De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
Kerndoel 40: De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
Kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
Kerndoel 44: De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.
Kerndoel 45: De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.
Kerndoel 50: De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
De toetswijzer wereldoriëntatie (van der Schee, 2010) maakt geen onderscheid in leergebieden maar in vakken; aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek waaronder biologie en techniek. De nadruk wordt sterk gelegd op aardrijkskundige vaardigheden. Biologie richt zich sterk op biologische begripsvorming en minder op natuur.
Aardrijkskunde (kerndoelen 39, 43, 46, 48, 49 en 50)
De verdeling van werelddelen, oceanen en zeeën op aarde;
De invloed van landbouw, industrie en dienstverlening op natuur en milieu in Nederland en de wereld;
De belangrijkste namen op de kaart van: Nederland; (de rest) van Europa; (de rest) van de wereld.
Verschijnselen benoemen en herkennen aan de hand van foto’s, kaarten en andere informatiebronnen;
De ruimtelijke spreiding van verschijnselen weergeven aan de hand van foto’s, kaarten en andere informatiebronnen;
Verschijnselen op een kaart lokaliseren en symbolen duiden met behulp van windrichting, schaalstok, gridpatroon (met bijbehorend register) en legenda (kaartlezen)
Spreidingspatronen op een kaart onderscheiden, analyseren en interpreteren bij het beantwoorden van een geografische vraag (kaartanalyse en kaartinterpretatie).
Een verschijnsel, proces of conflict in een gebied vanuit verschillende betrokken partijen kunnen beschouwen en hun belangen kunnen aangeven;
Uit verschillende kaarten een kaart kiezen die de gewenste informatie levert gezien het gestelde doel (kaartselectie).
Natuur en techniek; Biologie; Gedrag en Interactie (kerndoel 40,41)
Relatie tussen gedrag van organismen en interactie met biotische en abiotische factoren in hun leefomgeving;
Natuur en Techniek; Techniek (kerndoel 44, 45)
Eigenschappen van materiaal kunnen beschrijven:
Vaardigheden
Waarnemen en beschrijven:
Een probleem of behoefte herkennen en een oplossing ervoor beschrijven;
Aan de hand van meetgegevens uit onderzoekjes aan organismen, het weer, natuurkundige verschijnselen en voorwerpen resultaten beschrijven.
Verklaren en voorspellen:
Voorspellen en verklaren van gedrag en interactie tussen planten en dieren onderling en tussen planten en dieren en hun leefomgeving;
Op basis van verkenningen aan organismen, het weer, natuurkundige verschijnselen en technische objecten verklaringen geven en voorspellingen doen met behulp van natuurwetenschappelijke redeneringen (bijv. oorzaak-gevolg, actie-reactie);
Reflecteren:
Een gekozen oplossing voor een probleem of behoefte analyseren en beoordelen;
Informatie uit waarnemingen, bronnen of eenvoudige experimenten analyseren en beoordelen